HURDEGARYP – De 93-jarige Jack Kooistra, geboren in De Westereen, heeft tientallen oorlogsmisdadigers opgespoord en verhalen van duizenden slachtoffers opgetekend, maar wil niet stoppen. “Ik schrijf elke dag nog hun namen op.”
Aan het verstand ligt het niet, zegt Kooistra, die nu in woonzorgcentrum Bennema State in Hurdegaryp woont. Maar het lichaam protesteert steeds meer. Hij weet dat de tijd zijn grootste vijand is. Daarom ging Kooistra vorige week woensdag met de zogenaamde ‘Wensambulance’ naar Loosdrecht, naar zijn archief. Daar worden meer dan 180.000 dossierkaarten in museum Militair Mobiel Depot bewaard en tentoongesteld.
“Wat een geweldige verrassing en een geweldige dag”, zei Kooistra die herenigd werd met oude vrienden. Zo kreeg hij een dikke knuffel van de 85-jarige Jan Stuivenberg, die het museum in Loosdrecht heeft opgezet en het levenswerk van Kooistra beheert. Kooistra schudde ook de hand van Marco Kroon, drager van de Militaire Willemsorde. Kroon zegt respect te hebben voor de Fries “die nog steeds strijdt voor het recht van oorlogsslachtoffers.”
En dat is ook zo, want Kooistra houdt elke dag in Bennema State zijn archief bij. Op zijn kamer in Hurdegaryp verzamelt hij nog steeds namen van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en de strijd in Nederlands-Indië. Kooistra schrijft alle gegevens op kleine kaartjes die naar het privémuseum in Loosdrecht worden gebracht. Daar worden ze in vitrines vol met foto’s, documenten en artikelen over het leven en werk van Kooistra geplaatst.
Kooistra was voetbalscheidsrechter op hoog niveau en rechtbankjournalist. Hij is echter vooral bekend geworden als nazi-jager. Hij werd daarom ook wel de Friese Simon Wiesenthal genoemd. Zo had hij een belangrijke rol bij de opsporing van kampcommandant Herbertus Bikker en NSB’er Jacob Luitjens. Toch is Kooistra vooral trots op zijn speurtocht naar slachtoffers zonder naam of verhaal, vertelt hij bij zijn expositie. “Die heb ik weer een gezicht gegeven. Ik heb mensen geholpen die ten einde raad waren omdat ze niet wisten wat er met vader, broer of zoon was gebeurd.” De eerste naam zette hij als 10-jarige jongen op papier. Het was de visboer in het dorp die sneuvelde. “Moeder zei: die komt niet terug.” Het was het begin van zijn missie tegen onrecht. “En daar ga ik mee door.”