DAMWALD – Museum de Sûkerei in Damwâld is sinds enkele weken in het kostbare bezit van de gerestaureerde poldermolen de Mearmin. Volgens het museumbestuur een publiekstrekker van jewelste, zo is de afgelopen weken al gebleken al is de molen nog niet eens officieel in gebruik genomen.
De restauratie van een half miljoen euro is mogelijk geworden door subsidie van tal van organisaties. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft de de verplaatsing van de molen die oorspronkelijk in Ryptsjerk stond goedgekeurd, al is de dienst geen voorstander van verplaatsing van molens.
De Mearmin dateert uit 1892 en functioneerde tot 1942 toen een storm een einde aan de molen maakte. Tal van onderdelen werden daarna in opslag gedaan. In de jaren zestig werd de molen naar het Geastmermeer verplaatst door Pier Prins.
De molen raakte evenwel in verval mede omdat de molenbiotoop achteruit ging. In 1990 kreeg de molen de beschermde monumentenstatus. De molenkwam in 2014 in het bezit van de Sûkerei.
Bijzonder is dat van deze molen nog zestig procent afkomstig is van de oorspronkelijke molen. Veelal is bij dit soort grote restauraties niet meer dan twintig procent nog aanwezig.
De poldermolen heeft een flinke capaciteit om water uit te slaan. Als het een beetje wil waaien maalt de vijzel zomaar vijftienduizend liter water per minuut naar de andere kant. De molen is niet voor eren kleintje vervaard. Hij kan een flinke windkracht prima aan, aldus de molenaars.
Hoewel de molen op het eerste gezicht een uitstekende plek heeft gekregen op het museumterrein kan de biotoop beter. Het museumbestuur is in gesprek met de gemeente Dantumadeel om de windbelemmering te verminderen. Het is nu een beetje hollen en stilstaan, aldus hoofdmolenaar Frits Bloem uit Burgum.