BOARNWERT – Drie megagrote kleurpotloden en twee bijbehorende vlakgummen van kunstenaar Bert Kamp sieren sinds 1984 de gevel van de dat jaar gebouwde Christelijke Basisschool aan de Raarderweg 8. De kunstenaar kreeg de opdracht voor dit herkenbare kunstwerk in het kader van de 1 procent regeling, waarbij 1 procent van de bouwsom bestemd is voor kunst.
Gerhild van Rooij
UITVERGROOT
De sterk uitvergrote potloden op de gevel zijn 17,5 strekkende baksteen lang en niet bedoeld om mee te tekenen, kleuren of schrijven, dat kan wel met potloden die op scholen gebruikt worden. De potloden uit het kunstwerk lijken grote voorwerpen uit de sprookjeswereld van Alice in Wonderland, maar zijn geen wonderlandpotloden die hun eigenschappen behouden, ook al zijn ze groter of kleiner dan Alice gewend is. In het boek uit 1895 van Lewis Caroll is Alice een meisje dat in haar droom in een wereld belandt waarin zij heel klein of juist heel groot lijkt en alles om haar heen ineens heel groot is geworden of juist heel klein.
SPELEN MET FORMAAT
Wanneer in een kunstwerk een alledaags gebruiksvoorwerp sterk uitvergroot wordt, zoals de kleurpotloden van Bert Kamp, speelt de kunstenaar met het formaat. Dat past bij een school. Een kind dat voor het eerst naar school gaat, komt in een omgeving die overweldigend kan overkomen, maar na de laatste schooldag is alles vertrouwd en niet meer overweldigend. De veel grotere versie van een alledaags kleurpotlood is bijzonder. De vorm en structuur vallen meer op, evenals de acht onderdelen waaruit elk potloodobject op de gevel
bestaat. De megapotloden bestaan net als de kleine potloden uit een omhulsel met kleurlaag en een stift, die je aan de spitse bovenkant en vlakke onder kant ziet. De stift heeft dezelfde klaar als het omhulsel.
VERSCHIL
Het verschil is dat de kunstenaar de megapotloden heeft uitgevoerd in keramiek. Ze bestaan uit horizontaal achter elkaar geplaatste delen die geheel in een oven zijn gebakken. De teken- of schrijfstift in het potlood is niet, zoals bij de schoolpotloden, gemaakt uit een mengsel van grafiet en klei en de keramieken stift heeft ook geen houten omhulsel. Alleen door de toegepaste kleuren lijkt het of de keramieken potloden uit een stift, omhulsel en kleurlaag bestaan. Het is de vormverwantschap met de normaal kleinere potloden die zorgt dat we een potlood zien en tegelijk de elementen zien waaruit het potlood is samengesteld. Dat het potlood hier uit kleinere delen bestaat doet niets af aan de suggestie dat hier potloden zijn vormgegeven.
POTLODEN IN DE 17e EEUW
Gewone schoolpotloden zijn teken- of kleurpotloden. Vanaf de 17e eeuw werden er al potloden gemaakt met een kern van vrij hard mineraal grafiet in een houten omhulsel. Dit type potlood werd meestal gebruikt om tekens aan te brengen en is daarom tekenpotlood genoemd. Het tekenpotlood was ook artistiek in gebruik om te schetsen en tekenen. Potloden die op scholen gebruikt worden, hebben nog steeds een stift met houten omhulsel rondom, al of niet voorzien van een mat of glanzend kleurlaagje, waarop vaak de naam van de fabrikant staat. Het naturel of het van een kleurlaagje voorziene hout wordt aan de bovenkant weggeslepen om de stiftpunt scherp en vrij te maken.
LOODSTIFT EN POTLOOD
Ouderwetse potloden zijn aan de onderzijde dicht, dan konden er geen vlekken ontstaan wanneer de onderkant over een ondergrond heen kraste of wreef, de stift is bij dit type potlood alleen boven zichtbaar. Bij modernere potloden is de stift aan de onderzijde te zien, zoals bij de kleurpotloden op de schoolgevel. Potloden zijn er in verschillende gradaties hardheid en zachtheid. Het mengsel voor gewone potloodstiften wordt in een oven gebakken. Veel klei en weinig grafiet geven een hard potlood, veel grafiet en weinig klei een zacht potlood. De naam van het potlood verwijst naar de voorganger van het grafietpotlood. Dat was de zogenaamde loodstift, waarvoor het lood eerst in een pot gesmolten moest worden. De loodstift was veel goedkoper dan de zilverstift.
16e EN 18e EEUW
De Zwitserse geleerde Conrad Gesner beschreef al in 1565 een potlood. Deze beschrijving uit de zestiende eeuw is de oudst bekend beschrijving van een potlood. Het potlood met een stift van grafiet en klei dateert van de achttiende eeuw en zou in 1794 zijn uitgevonden door de Fransman Nicolas-Jacques Conté (1755 – 1805). In januari 1795 verkreeg hij hiervoor het Franse patent nº32 en begon hij met de productie van het naar hem vernoemde Contépotlood. Door de hoeveelheid klei te variëren kon Conté potloden produceren van verschillende hardheid. Potloden van dit materiaal verdrongen de loodstift.
KLEURPOTLODEN
Veel later, in 1908 werd het kleurpotlood geïntroduceerd, dit type potlood was de opvolger van een ouder markeerpotlood. Kleurpotloden zijn er net als andere potloden met verschillende omhulsels. De zeshoekige horizontaal op de schoolgevel geplaatste potloden, waarvan drie zijden te zien zijn, lijken op fabrieksmatig vormgegeven potloden. Op de bestrating voor het schoolhek en bij het gras aan de overzijde van de straat staan zes verticaal geplaatste megapotloden. Die potloden lijken op handmatig met een mesje uit een takje gesneden exemplaren. Ze hebben rondom dezelfde kleuren als de potloden op de gevel maar mat en niet glanzend en hebben in plaats van een gekleurde punt een zwarte dop als verwijzing naar een zwarte stift. Het zijn dus geen kleurpotloden.
TEKST EN FOTO’S: Gerhild van Rooij, cultuurpublicist
1. Gevel met megapotloden van Bert Kamp, schoolgebouw, Boarnwert.
2. Zes hoge potloden aan twee zijden van de Raarderweg, Boarnwert.
3. Zwarte punten van hoge potloden voor de school.