GARIJP/REGIO – In de verschillende landschappen in de gemeenten Tytsjerksteradiel, Achtkarspelen, Dantumadiel en Noardeast-Fryslân broedt net als vroeger de ooievaar, uiver, eiber, stork, earrebarren. Ooievaars nestelen er hoog in boomtoppen bij buitenplaatsen, op daken bij boerenplaatsen, op kerktorens in dorpen, vroeger op elektriciteitspalen en hoogspanningsmasten en nog op dwars geplaatste wagenwielen of kunstplateaus.
Gerhild van Rooij
OOIEVAARSSTAND
Het dwarse wiel waarop ooievaars nesten bouwen wordt misschien nog wel eens cultureel natuurerfgoed. Eind jaren zestig telde ons land steeds minder paartjes ooievaars en midden jaren zeventig was de ooievaar hier bijna verdwenen. Vogelbescherming Nederland heeft in 1969 samen met vrijwilligers actie ondernomen en in ooievaarstations en buitenstations deze broedvogel in Nederland voor uitsterven behoed. In 1969 haalde Vogelbescherming Nederland 28 ooievaars uit het buitenland (voornamelijk Zwitserland) naar het eerste Ooievaarsdorp Het Lievelt in Groot-Ammers. In ons land waren nauwelijks nog broedparen en in het ooievaarsdorp werden ooievaars bijeen gebracht met als doel vergroting en instandhouding van het ooievaarsbestand in ons land.
IT EIBERSHIEM IN GARYP
In de jaren tachtig werden in Nederland, waaronder Friesland, meer ooievaarsdorpen of buitenstations geopend, samen zorgden ze dat het aantal broedende ooievaars in ons land toenam. De ooievaars werden uitgezet in zogenaamde buitenplaatsen of buitenstations voor ooievaars. Stichting It Eibertshiem is in 1980 op initiatief van de vogelwachten uit Garijp, Oudega en Grouw en It Fryske Gea opgericht met als hoofddoelstelling het in stand houden van Vogelpopulaties – de ooievaar in het bijzonder – en bijpassende maatregelen nemen ter verbetering van de biotoop. Uit de geschiedenis in Friesland is bekend dat er rond 1936, nog 63 bezette ooievaarsnesten waren en dat daar in 1972 nog maar een bezet ooievaarsnest van over was, in Luxwoude.
SUCCES OOIEVAARSDORPEN
Via It Eibertshiem zijn in de eerste 10 jaar 14 jongen grootgebracht, in de 4 jaar daarna werden 52 jongen groot. In de beginjaren werden ze nog van voedsel voorzien, maar dat is langzaam afgebouwd en niet meer nodig. De ooievaars redden zich zelfstandig en worden niet meer gevoerd. In 40 jaar werden liefst 359 jongen groot en zijn de ooievaars verspreid over de provincie. Er zijn in Friesland zelfs meer nesten dan er in 1936 waren. In Nederland waren er vijftien jaar geleden al weer honderden paren die voor een deel in het wild broedden. Het eerste ooievaarsdorp Het Liesvelt werd overbodig en is nu een streekcentrum, het in 1986 geopende centrum Aarhorst In Alphen aan den Rijn sloot al in 2006.
STAND 2022
In geheel Nederland zijn er anno 2022 weer 1300 tot 1500 bezette nesten en in de winter zijn er om en nabij duizend ooievaars in ons land. Het ooievaarsproject van Vogelbescherming Nederland is geslaagd. In Friesland zijn nu volgens STORK, de Stichting Ooievaars Research en Knowhow, ongeveer 200 nesten. Ooievaars komen in ons land voor in extensief beheerde weilanden, in zogenaamde veenweidegebieden, gebieden met hoge waterstand, waaronder natuurparken en natuurgebieden, bij buitenplaatsen en in steden en dorpen vaak bij water en parken. De ooievaars verdwenen vanaf de jaren zestig na van bovenaf opgelegde en uitgevoerde grootscheepse ruilverkavelingen. Onder druk van de commercie moesten gronden meer opbrengsten genereren uit landbouw en weidegronden met ook gebruik van kunstmatige middelen om dit intensievere beheer in stand te houden. Dat is allang niet meer zo, de inzichten zijn veranderd en er is meer ruimte voor natuurbeheer, veel boerenbedrijven hebben een omslag gemaakt in het beheer van de gronden en de ooievaar vaart er wel bij.
OOIEVAARTJE
Mijn moeder was OK-verpleegster en haalde de aantekening kraamverpleegster, op het bijbehorende insigne stond een ooievaar met een opgetrokken been in een kruis waarachter stralen te zien zijn. Het ‘ooievaartje’ herinnerde haar aan de tijd in de Tweede Wereldoorlog toen ze met de familie ver van hun gebombardeerde thuisstad Rotterdam weer onderdak vond in het Beierse onder Gouda. Ze werkte in die tijd in een apotheek in Den Haag en fietste dagelijks van Beierse naar station Gouda, dwars door het boerenland en langs de vaarten en sloten van de Krimpenerwaard. De ooievaars waren voor haar een vertrouwd beeld, ze kondigden de lente aan, een nieuw begin. Evenals haar moeder vlocht ze in verhalen over vroeger en ook in sprookjes, sagen en legenden symbolische betekenissen, waarnemingen en weetjes.
BETEKENIS OOIEVAAR
Tijdens een wandeling in de hoofdstad of een picknick buiten kon een ooievaar haar in de jaren vijftig en zestig zo maar tot vertellen aanzetten. Ik hoor haar stem nog, alsof ze weer vertelt dat den ooievaar in een bepaalde cultuur stond voor het gelukkige gezin of monogamie (al weten we ondertussen dat ooievaars terugkeren naar hetzelfde nest, maar niet altijd naar dezelfde partner). Volgens mijn moeder en oma, maar ook in diverse boeken en websites is de ooievaar niet alleen een symbool voor huiselijk geluk, bescherming en beveiliging, wat in de oorlog natuurlijk een extra sterk symbolische waarde had, maar staat de vogel ook voor creativiteit, een lange levensduur, moederlijk of ouderlijk instinct, nieuwe projecten, tevredenheid, toewijding, trouw en vernieuwing, voorspoed en vruchtbaarheid op divers gebied.
INDRUKWEKKEND
Mijn moeder maakte bewust mee dat er steeds minder ooievaars te zien waren en gelukkig ook dat ze daarna weer terugkeerden. Kijk, een ooievaar, zei ze onderweg in de trein, auto, op de fiets of te voet en als ze dat op haar manier, stellig en verwonderd zei, dan keek je vanzelf mee en zonder naar haar te kijken wist je dat ze glimlachte. Zelf vind ik het nog altijd indrukwekkend om te zien hoe een ooievaar vanaf een nest de vleugels, met een spanwijdte van 180 tot 218 cm, uitslaat en sierlijk klapwiekend opvliegt. Met de rode poten naar achter, de nek gestrekt en de eveneens rode snavel naar voren, zweven ze met hun machtige vleugelslagen door de lucht. Het zijn grote vogels, van snavelpunt tot het uiteinde van de poten meten ze 100 tot 115 cm. Ze lijken moeiteloos te navigeren, dalen neer in de weilanden, struikgewas, bomen of de waterkant, fourageren, stijgen op, naar een andere plek of het nest. Ik raak thuis in mijn eigen omgeving, onderweg of op vakantie niet uitgekeken op de ooievaar, zeker omdat het niet vanzelfsprekend is dat ze hier zijn.
TEKST Gerhild van Rooij, gastvrouw Nationaal park De Noardlike Fryske Wâlden
FOTO’S:
1 Ooievaar met uitgestrekte nek en poten (Gerhild van Rooij)
2 Ooievaarspaar op hun nest in oude boom (Gerhild van Rooij)
3 Ooievaar scheert boven weidegrond (Gerhild van Rooij)
BRONNEN in tekst en deel 2.