REGIO – Afgelopen weekend trotseerden ooievaarsliefhebbers de vrieskou voor de jaarlijkse ooievaarswintertelling. Ondanks dat de vogels in deze tijd van het jaar vaak moeilijk te vinden zijn, leverde de telling opnieuw waardevolle inzichten op over de stand van zaken rondom de Friese ooievaarspopulatie. Het blijkt goed te gaan met de vogel, maar klimaatverandering verandert hun trekgedrag.
“Wij willen graag weten hoeveel ooievaars er in de winter in Nederland blijven en waar ze zich ophouden,” vertelt Haye Folkertsma, voorzitter van ooievaarsstichting It Eibertshiem. Ongeveer 80 procent van de Friese ooievaars trekt naar het zuiden zodra het kouder wordt. Waar vroeger vrijwel alle ooievaars Nederland verlieten, blijft tegenwoordig zo’n 20 procent in eigen land overwinteren.
Volgens Folkertsma is dit te wijten aan de opwarming van de aarde. “Ooievaars blijven nu wat vaker in ons land hangen. Ze trekken ook minder ver: in plaats van helemaal naar Afrika, zoeken ze nu vaak een plek dichterbij, zoals Spanje.”
De jaarlijkse wintertelling wordt georganiseerd door ooievaarsorganisatie Stork. Mensen uit alle landen waar de ooievaar broedt, kunnen meedoen en hun waarnemingen doorgeven via waarnemingen.nl. In Fryslân zijn de aantallen tijdens de wintertelling echter altijd klein. “Ik geloof dat we nog nooit meer dan 20 à 25 ooievaars in de provincie hebben geteld,” aldus Folkertsma.
Zelf ging hij dit weekend op pad, met een verrekijker en warme kleding. Toch zag hij geen enkele ooievaar. “De dichte mist en witgekleurde bomen maken het lastig om ze te vinden. Maar dat is geen slecht teken: het betekent dat ze op trek zijn.”
Hoewel het spotten van ooievaars tijdens de wintertelling een uitdaging is, gaat het goed met de populatie in Fryslân. In 1972 broedde de laatste ooievaar in de provincie en daarna verdwenen de vogels vrijwel volledig. Dankzij een fokprogramma van Vogelbescherming Nederland heeft de ooievaar zich sinds 2000 weer weten te vestigen. Inmiddels zijn er zo’n 200 nesten in Fryslân, een flinke groei vergeleken met de 63 nesten die in 1936 werden geteld.
De Friese ooievaars houden zich vooral op in midden-Fryslân, zegt Folkertsma. “In gebieden zoals Gaasterland en Dokkum zitten ze in de zomer ook niet. Ze blijven altijd in de buurt van hun nest en op plekken waar voedsel te vinden is.” Dit patroon verklaart mede de lage aantallen die in de winter worden waargenomen.
Tot nu toe zijn er tijdens het telweekend 913 ooievaars in heel Nederland geteld, een tussenstand die nog kan veranderen. Folkertsma blijft positief: “Het feit dat we er hier in Fryslân geen hebben gezien, betekent dat ze onderweg zijn naar warmere oorden. En dat is op zichzelf een goed teken.”