EARNEWALD – Het is volledig onterecht dat de ooievaar door politici en opiniemakers wordt afgeschilderd als een grote rover van kuikentjes en eieren van weidevogels. Dat zegt voorzitter Haye Folkertsma van stichting It Eibertshiem in Earnewâld. “Mensen die dat beweren, kennen de feiten niet.” In het jaarverslag, dat kortgeleden is gepubliceerd, haalt Folkertsma een bericht aan van een plaatselijke politicus. Bij een foto van 20 ooievaars die allemaal op een eigen lantaarnpaal zaten, staat: “De grootste rovers, er zijn nu 1800 paar ooievaars met elk 4 jongen en die eten elke dag 4 weidevogels. Dat zijn bijna 10.000 op een dag, dus geen wonder dat de weidevogels verdwijnen.”
Folkertsma spreekt van grote onzin: “De ooievaar heeft een heel ander patroon van foerageren, dus die vreet geen kuikens en ook geen eieren. Ze eten hoofdzakelijk regenwormen, slakken, kevers en zo nu en dan kleine salamanders. Ooievaars zie je ook niet jagen achter een vogel aan.” In het jaarverslag citeert Folkertsma ook een stukje uit het tijdschrift Vanellus van het BFVW in de rubriek Wachtwoord: “De predatoren welke op de camera werden vastgelegd, waren onder andere 6 vossen en 3 wasbeerhonden. Het ergste voor een van de bestuursleden was: 20 ooievaars op een rij, op zoek naar hapjes.”
Zou een ooievaar dan nooit een kuiken of een ei eten? Folkertsma: “Ik heb het in de 50 jaar dat ik die vogels volg, nog nooit gezien. Dat zegt misschien niet alles, maar er wordt ook wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de predatie van weidevogels. Die onderzoeken geven ook een heel ander beeld.” Folkertsma denkt dat het opvallende voorkomen van de ooievaar het verkeerde beeld in de hand werkt: “Als je de ooievaar een minuut volgt, zie je hem 20 keer iets oppikken. Blijkbaar denken mensen dan dat hij ook wel kuikens of eieren zal oppikken.”
Bang voor een echt slecht imago voor de ooievaar is Folkertsma niet. “Wij merken dat veel mensen ervan genieten als ze een ooievaar in het land zien.” Stichting It Eibertshiem bestaat dit jaar 45 jaar. Bij het oprichten van de stichting in 1980 waren er geen broedparen meer in Fryslân. Nu in 2025 zijn er 200. Er zijn ook wel eens slechte jaren geweest, maar over het algemeen gaat het volgens de stichting nu goed met de vogel.