Uit analyses van het Fries Sociaal Planbureau (FSP) blijkt dat tussen 2011 en 2015 het absolute aantal zorgindicaties onder Friese 65-plussers is gestegen. Echter, het aandeel 65-plussers met een zorgindicatie bleef de afgelopen jaren gelijk.
De afbeelding hiernaast laat het stijgende aantal indicaties zien, maar steeds ging het om 5% van alle Friese 65-74 jarigen, 21% van alle 75-84 jarigen en 61% van alle 85-plussers met een indicatie voor AWBZ-zorg. Het is daardoor aannemelijk dat het aantal zorgvragen de komende jaren zal stijgen met de toename van het aantal senioren. Vanaf 2030 zal de groep 75-plussers groter zijn dan het aantal 65-74 jarigen. Het zijn juist deze oudere senioren die een grote zorgvraag met zich meebrengen.
Verschillen tussen gemeenten
Van alle Friezen van 65-74 jaar ontving 3% een indicatie vanwege een lichamelijke aandoening, van alle 75-plussers was dat 22%. Bij een indicatie voor psychogeriatrische aandoeningen zoals dementie ging het de afgelopen jaren om 3,1% van alle 65-plussers. Een aantal gemeenten scoorde boven of onder deze Friese gemiddelden, zoals deze figuur in beeld brengt.
Langer thuis
Een van de doelen van de decentralisaties is dat mensen langer thuiswonen. Vooruitlopend op dit doel werden mensen met een zorgvraag minder vaak opgenomen in een zorginstelling. Met name senioren die AWBZ-zorg ontvingen vanwege een lichamelijke aandoening of beperking, werden vaker thuis verzorgd dan voorheen. Onder 65-74 jarigen daalde opname in een zorginstelling met 50% tussen 2011 en 2015. De thuis verleende zorg steeg.
Uitdaging: gezamenlijke aanpak
Het zorglandschap is ingrijpend aan het veranderen. Niet alleen door de vergrijzing, ook de recente transities vragen een grotere zelfredzaamheid van burgers. De vanwege de vergrijzing stijgende zorgvraag zal daardoor grotendeels ‘langer thuis’ beantwoord moeten worden. Dit vormt een uitdaging. Het gaat niet langer om zorg alleen, maar om een breed maatschappelijk vraagstuk, waarin gezamenlijk oplossingen worden verkend en aangedragen.