SCHIERMONNIKOOG – Schiermonnikoog en Vlieland willen meer konijnen en daar gaan natuurbeheerders bij helpen, zo schrijft Omrop Fryslân. Om konijnen wat meer te laten daten, worden er op Schiermonnikoog speciale corridors aangelegd en op beide eilanden nieuwe konijnen uitgezet.
Als echte ‘matchmakers’ proberen Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten de konijnenpopulaties op de twee kleine, bewoonde Waddeneilanden wat te helpen. Op Vlieland zijn zaterdag weer dertig konijnen uitgezet. Dat is niet voor het eerst, want er is al twee keer eerder een uitsessie geweest. En dat helpt, zo lijkt het. “We zien veel meer graafsporen”, zegt boswachter Anke Bruin-Kommerij van Staatsbosbeheer op Vlieland. Er is meer tijd nodig om echt te kunnen zeggen of de aanpak op lange termijn een succes is.
Net als op alle Waddeneilanden hebben de konijnen op Vlieland veel te lijden van ziekten zoals myxomatose, een virus waar konijnen dood aan gaan. Maar de nieuwkomers van de Maasvlakte bij Rotterdam zijn ingeënt tegen deze ziekte. Op Schiermonnikoog zijn ze nog niet zover dat ze ‘vers konijnenbloed’ op het eiland importeren. Deskundigen hebben Natuurmonumenten het advies gegeven om eerst in te zetten op het met elkaar verbinden van de bestaande populaties. Daarvoor wordt ruig gebied en gras weggehaald tussen de Westerduinen en het Kapenglop, met name langs fietspaden.
Deze corridors moeten voor meer verbinding zorgen. ‘Liefdeslaantjes’, zo zou je ze ook kunnen noemen. Ze moeten ervoor zorgen dat konijnen doen waar ze heel goed in zijn: jonge konijnen maken. Daarnaast zijn er met een grondboor gaten gemaakt. Daar kunnen de konijnen in duiken als er gevaar dreigt. Al die inzet op voldoende konijnen heeft een reden, want het duinkonijn vormt een belangrijk onderdeel van een gezond natuurlijk systeem in de duinen.
Bovendien hoorde het eten van de konijnen ook bij de eilander cultuur, al is de jacht op de konijnen nu landelijk verboden. De duinen aan de eilander kusten zijn mede op Europees niveau beschermd. Zo’n 10 procent van de Europese duinen ligt in ons land en de verscheidenheid aan planten is er groot. Zo groeien er soorten zoals orchideeën, die afhankelijk zijn van het kalkrijke zand vanuit de zee. Op Texel en Schiermonnikoog vormen de duinen ook nog een nationaal park.
Al die grote bulten zand met het dal ertussen vormen een landschap dat erg kan bewegen onder invloed van wind en water. Zo zijn er op sommige Waddeneilanden ook hele dorpen verdwenen. Om dat in de toekomst te voorkomen, is ervoor gezorgd dat die duinen lang niet overal zo ‘beweeglijk’ zijn. Ze vormen bijvoorbeeld een zeereep, een rij duinen die de zee tegenhoudt. Voor het verdwijnen van deze dynamiek betaalt de natuur een prijs, want de variëteit aan soorten neemt gaandeweg af. Dat komt doordat er een soort van eindstadium wordt bereikt met bijvoorbeeld veel grassen en ruig gebied in de vorm van berken of duindoorn.
Dat heeft ook waarde, maar het krijgt te veel de overhand als natuurlijke processen het niet zo nu en dan winnen met wind en water. Het proces na zo’n ‘eindstadium’ van een duinlandschap krijgt ook nog een set mee door de stikstof die er neerslaat, zoals in een rapport van de Waddenacademie beschreven staat. Maar wij mensen brengen ook weer wat diversiteit in het landschap terug, door vee te weiden dat die ruigte opeet of door kerven of stuifkuilen te maken. De konijnen zijn dan het laatste, maar wel een heel belangrijk sluitstuk.
Konijnen houden open plekken open door de vegetatie op te eten en door het graven van holen zorgen zij voor los zand dat zich kan verspreiden. Dat is bijvoorbeeld goed voor het duinviooltje waar de duinparelmoervlinder of de kleine parelmoervlinder eitjes in kunnen leggen. In de holen kunnen weer tapuiten of bergeenden broeden.