Jaarlijks lopen veel mensen met een laag inkomen, uitkeringsgerechtigd of werkend, die vaak recht hebben op inkomensondersteuning deze mis. Jaarlijks blijven in ons land tonnen Euro’s onbenut liggen. Deze inkomensondersteuning is bijvoorbeeld bedoeld als tegemoetkoming voor onverwachte en onvermijdelijke kosten, maar ook als ondersteuning bij de gebruikelijke huur- en zorgkosten. Tegengaan van niet-gebruik kan een bijdrage leveren aan het voorkomen van leven in financiële armoede en het laten participeren van mensen. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarom al in 2011 onderzoek laten doen naar het niet-gebruik van inkomensondersteunende maatregelen.[1] De regelingen die toen zijn onderzocht, waren:
De zorg- en de huurtoeslag zijn landelijke inkomensondersteunende maatregelen die worden uitgekeerd door de Belastingdienst.
De andere maatregelen zijn gemeentelijk. Zij worden uitgevoerd en uitgekeerd door de gemeenten. Om daarvoor in aanmerking te komen moet de inkomensgrens120% of 130% van de bijstandsnorm zijn. Voor inwoners met een inkomen onder een bepaalde grens zijn er specifieke minimaregelingen: kwijtschelding gemeentelijke heffingen, bijzondere bijstand, computerregeling en individuele inkomenstoeslag
Gemeenteraden zouden hun colleges er op kunnen vergen de mensen, die al in hun systemen voorkomen, actief te benaderen met informatie hoe en waar hun inwoners gebruik van kunnen maken en hen te helpen bij het aanvragen. Uit onderzoek is gebleken, dat de voornaamste redenen voor niet-gebruik zijn dat burgers de regeling niet kennen, dat burgers denken dat ze geen recht hebben op een regeling, dat burgers geen behoefte hebben aan een regeling of dat burgers de transactie kosten of de benodigde inspanning bij een aanvraag te hoog inschatten. Sociaal-maatschappelijke tweedeling in de gemeente dient zoveel als mogelijk te worden voorkomen en bestreden;