BUITENPOST – Tijdens het vragenhalfuur van de gemeente Achtkarspelen op 3 oktober 2024 stelden raadsleden van GroenLinks, PvdA en ChristenUnie kritische vragen over de juridische gang van zaken rond de Eettuin in Buitenpost. De vragen richtten zich met name op de omzetting van de Eettuin van een vennootschap onder firma (VOF) naar een eenmanszaak en de naleving van wettelijke verplichtingen door de ondernemer. De gemeente Achtkarspelen zag zich halverwege september genoodzaakt eenzijdig het contract met de uitbater van de Eettuin in Buitenpost te beëindigen.
Volgens de gemeente is de omzetting van de VOF naar een eenmanszaak juridisch gezien een wijziging van rechtsvorm en geen ontbinding van de onderneming. Hierdoor bleven de bestaande contracten van de Eettuin met de gemeente ongewijzigd van kracht. De gemeente baseerde zich hierbij op advies van de Kamer van Koophandel (KvK), die deze visie bevestigde. De raadsleden uitten echter hun zorgen over de afhandeling van deze omzetting, mede gezien eerdere signalen van eerdere problemen rondom de oud-bedrijfsleider, die er volgens het personeel met een greep uit de kas vandoor ging.
Een ander punt van kritiek betrof het ontbreken van Verklaringen Omtrent het Gedrag (VOG’s) van het personeel van de Eettuin. Hoewel het contract voorschrijft dat het personeel in bezit moet zijn van een geldige VOG, werden deze pas laat verstrekt. Dit leidde uiteindelijk op 8 augustus tot een formele ingebrekestelling door de gemeente. Het college benadrukt echter dat de negatieve uitkomst van een eerdere Bibob-procedure, die de integriteit van de ondernemer beoordeelt, niet automatisch betekent dat er geen VOG’s verstrekt konden worden. De gemeente legt uit dat de Bibob-procedure en de VOG-beoordeling verschillende criteria hanteren.
De raadsleden vroegen zich af waarom de gemeente niet strenger heeft opgetreden bij de omzetting van de rechtsvorm en het uitblijven van de VOG’s, zeker gezien de eerdere signalen van mogelijke problemen. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan dat er op het moment van de gunning en het tekenen van de contracten geen aanleiding was om vooraf VOG’s van het personeel op te vragen, omdat die pas later in de procedure relevant werden.