KOLLUM – De gemeente Noardeast-Fryslân gaat niet in op het verzoek om het standbeeld van Jan Binnes niet in Kollum te plaatsen. Dat blijkt uit correspondentie tussen Willem Nettinga (nakomeling van Binnes) en burgemeester Johannes Kramer. ” Zoals ik u ook al telefonisch mededeelde, gaan wij niet in op uw verzoek om het standbeeld van Jan Binnes niet op grond van de gemeente in Kollum te plaatsen. Ik heb aangegeven dat het standbeeld niet bedoeld is als blijk van heldenverering of dat daarmee de figuur van Jan Binnes als voorbeeld wordt gesteld. Het standbeeld is bedoeld om een stuk Kollumer geschiedenis letterlijk in beeld te brengen”, schrijft de burgemeester onder andere.
Het lijkt Kramer een goed idee om, wanneer het beeld er staat, op een goed moment eens een (kleine) forumdiscussie over Jan Binnes, zijn plaats in de geschiedenis en het oordeel daarover te hebben. Nettinga heeft een andere mening. “Door toestemming te geven voor de plaatsing van het beeld van Jan Binnes in het publieke domein, met de betekenis die de stichting daaraan geeft, rechtvaardigt u de facto met terugwerkende kracht ‘openbare geweldpleging’ en misdaden die zijn begaan tegen onschuldige medeburgers. En dat is best opmerkelijk voor een ambtsdrager die zelf verantwoordelijk is voor openbare orde en veiligheid”, schrijft Nettinga.
Hij stoort hem aan een foto die is gepubliceerd op RTV NOF waarbij de initiatiefnemers van het beeld allen met geheven en gebalde vuisten voor het voormalige ‘Regthuis’ staan. Door deze daad vereenzelvigt men zich met de bende hooligans waaraan overgrootvader leiding gaf, en die een spoor van geweld en misdaden door de regio trok, aldus Nettinga. Een standbeeld voor zijn overgrootvader is volgens hem een gemiste kans en een historische blunder.