Het probleem van kleinschaligheid is altijd, dat voor heel veel zaken de schaal te klein is om taken uit te voeren. Of, als het om een bedrijf gaat, alle deskundigheid in huis te hebben om alle processen goed te kunnen doorlopen. Bij onderwijs, ziekenhuis of noem elk willekeurig voorbeeld maar, is het van hetzelfde laken een pak.
Dus kijkt men al gauw naar een grotere schaal. Steevast komen dan dezelfde vragen aan de orde. Wordt het dan niet onoverzichtelijk? Wordt het dan niet bureaucratisch? Hebben we dan nog oog voor de menselijke maat? En als iets dan grootschalig is, dan worden andere problemen zichtbaar. Alles is dan moeilijk te sturen, de directe contacten zijn moeilijker te hanteren. Alles wordt formeler en met veel tussenlagen. Kennen we elkaar nog? Weet de één van de ander wat hij doet? De directe lijnen zijn er niet. En de deskundigheid mag dan wel aanwezig zijn, maar dan ontbreekt weer de integrale aanpak.
Zo is het natuurlijk ook met de gemeentelijke overheid. In feite doet de vraag zich voor: wat is nu precies de ideale schaal? Laat ik meteen zeggen, dat die er gewoonweg niet is. Dat de nieuwe regering een gemeente van boven de 100.000 inwoners kennelijk ideaal vindt, is natuurlijk gewoon uit de lucht gegrepen en dus onzin. Dan zouden de gemeenten die nu rond de 100.000 inwoners zitten, de ideale gemeente zijn. In Fryslân zou dat dan Leeuwarden zijn, zeker na 1 januari 2014.
Anderzijds, als men zou beweren dat kleine gemeenten qua verhoudingen en korte lijnen toch beter functioneren en dus idealer zijn, dan moet ook daarbij een inwoneraantal als criterium in gedachten worden genomen. Zou de kleinste gemeente, Schiermonnikoog, dan de ideale gemeente zijn? Of een gemeente van 13.000 inwoners, dus Kollumerland c.a.? Of een gemeente van 30.000 inwoners, zoals Tytsjerksteradiel en Achtkarspelen? We weten allemaal dat die evenmin ideaal zijn. Met andere woorden, we moeten geen illusie hebben dat de ideale gemeente bestaat. Gemeenten zijn allemaal sterk afhankelijk van hun potentie. En die potentie wordt bepaald door de sociaal economische ligging en mogelijkheden. Heb je een sterke kern of sterke kernen? Dragen die het omringende gebied? En hebben die verschillende sterke kernen het in zich om samen één grotere gemeente te (gaan) vormen?
Dat is de hoofdvraag.
We hebben sterk de neiging om te kijken naar de taken en de bedrijfsvoering van de gemeente als organisatie, maar dat aspect is ten diepste volgend en niet leidend. Immers, dat de Noord-Oost Friese gemeenten momenteel sterk met elkaar optrekken, is puur een sociaal-economische noodzaak. Dus daarom zoeken die gemeenten elkaar op, want dat is ieders belang. En het is vooral het belang van de grotere kernen in dit gebied, waaronder zeker Kollum. Daar moet de hele regio Noord-Oost Fryslân het van hebben.
De grote uitdaging is dan ook dat er een concept wordt uitgedacht, waar iedere kern wel bij vaart. En dat elk dorp het gevoel heeft dat er om hen gedacht wordt. Zo’n bestuurlijk model moet mogelijk zijn. Dus niet alles concentreren in één plaats, maar een spreidingsmodel met uitstraling naar omliggende dorpen. Dat is nodig in Noord-Oost Fryslân, want deze regio is anders van samenstelling dan bijvoorbeeld Zuidwest Fryslân of Leeuwarden en omringende dorpen. De onderlinge verschillen tussen de kernen zijn hier namelijk niet echt heel groot. Ik spreek dan over Dokkum, De Westereen, Damwoude en Kollum. Die plaatsen zullen dit hele gebied moeten trekken. Door voorzieningen (winkels, onderwijs, zorg en sport en cultuur) en bedrijvigheid in diverse branches.
Als we daar heel goed oog voor hebben en dat in een goed evenwicht weten te bewaren en verder uit te bouwen, dan is een schaal niet van doorslaggevende betekenis. Het gaat om het gebied. Het gaat om de mensen die er wonen, werken en recreëren. En het gaat om de onderlinge samenhang zo goed mogelijk vorm te geven, aanvullend en elkaar versterkend. De juiste schaal bestaat niet, wel de manier waarop je je visie op het gebied invulling geeft.
Bearn Bilker
12 december 2012