DOKKUM – Passieve beheersing van het Fries moet een vereiste zijn voor al het personeel van de rechtbank in Leeuwarden. Daar is advocaat familierecht Baukje Kooi heilig van overtuigd, schrijft Omrop Fryslân. Het zou de rechtsgang ten goede komen. Kooi is Friestalig opgevoed en omschrijft zichzelf als een echte Wâldpyk. Ze heeft een advocatenkantoor in Dokkum. Haar clientèle komt vooral uit de omgeving van Dokkum en spreekt vaak Fries als ze bij haar komen. “Het gaat echt wel om zo’n tachtig tot negentig procent.”
Wat ze wil, is meer aandacht voor het Fries in de rechtbank. Niet alleen als het gaat om strafrecht. Ze merkt dat als er wordt gesproken over Fries in de rechtbank en de positie van tolken, het vaak alleen om het strafrecht gaat. Het familierecht lijkt in de discussie wel eens vergeten te worden, terwijl het Fries daar volgens Kooi ook een prominente rol kan spelen. Het familierecht kan over zaken als huwelijk of scheiding, uithuisplaatsing, maar ook over erfrecht gaan. “Familierecht is wat meer achter gesloten deuren, maar daar gaat het misschien nog wel meer in het Fries als in het strafrecht. Familierecht gaat altijd over zaken die mensen rechtstreeks raken. Mensen uiten zich in hun moedertaal wanneer de emoties hoog zitten.”
Kooi was uitgenodigd om in Den Haag in te spreken in een rondetafelgesprek over de BFTK, de nieuwe bestuursafspraak over de Friese taal en cultuur. Ze heeft daar nog maar eens uitgelegd dat Fries spreken niet alleen wenselijk is in het strafrecht, maar ook in het persoons- en familierecht. Concreet zou ze graag zien dat in de rechtbank in Leeuwarden al het personeel Fries in ieder geval kan verstaan, tot en met de rechter. Dat zou goed zijn voor zowel de cliënt als de rechtbanken.
Kooi legt uit wat ze daarmee bedoelt: “De cliënt vindt het al moeilijk. Dat vergeten we wel eens, mensen zijn hartstikke zenuwachtig als ze in de rechtbank hun verhaal moeten doen. Als de rechter dan zegt ‘doch it mar yn it Frysk’, dan zie je de schouders zakken. Dat is nu volstrekt een uitzondering.” Ze denkt dat mensen die van huis uit Nederlands spreken, zich dat gevoel ook wel kunnen voorstellen. “De meesten van ons beheersen het Engels aardig, maar als je je verhaal moet doen, doe je dat liever in je moedertaal.”
Als de cliënt zijn verhaal het liefst in het Fries wil vertellen, moet het rechtbankpersoneel dat wel verstaan. Dat vraagt inzet van het personeel, maar Kooi denkt dat het zich ook zal lonen. “Het zal de rechtsgang ten goede komen. Ik ben ervan overtuigd dat er minder beroepen komen.” Mensen gaan minder vaak in beroep, alleen maar omdat de rechter Fries verstaat? “Dat denk ik wel. Het is belangrijk dat de rechter volledig wordt geïnformeerd. Ik kan het allemaal wel vertellen, maar het is altijd anders dan wanneer de cliënt het zelf vertelt.” “In het Fries je verhaal kunnen doen komt de waarheidsvinding ten goede. Als er dan een uitspraak komt die anders is dan je had gehoopt, maar je hebt het gevoel dat je gehoord bent, dan ben ik ervan overtuigd dat de cliënt een ander gevoel heeft en er minder beroepen komen.”
De oplossing is een minimumniveau als het om Friese taalbeheersing gaat, vindt Kooi. “Ik ben daar volledig voor. Wat is er mis met een cursus Fries voordat je in dienst treedt? Als ze het in ieder geval maar verstaan.” Er is dan echter nog steeds geen garantie dat de cliënt altijd Fries kan praten. Onder andere zogenoemde boedelzaken worden in Groningen behandeld. Dat kan gaan om een kastje van iemands oma. Weer andere zaken dienen in Assen. “Dat het personeel op die locaties ook Fries moet kunnen verstaan, is misschien wat teveel gevraagd”, zegt Kooi. “Die zaken zouden terug moeten komen naar Leeuwarden. Als Friese zaken maar in Fryslân kunnen worden behandeld. Al zullen ze dat denk ik niet zomaar doen.”
Kooi vindt het buiten de rechtspraak en de advocatuur om ook belangrijk dat het Fries beschermd en gepromoot wordt. “Zo zou ik heel graag willen dat er meer aandacht voor het Fries komt in het onderwijs. Op school heb ik zelf niet veel Fries gehad. Ik heb zelf pas goed Fries geleerd toen ik op toneel ging.” Ze begrijpt niet dat de ambitie om Fries beter te integreren in het onderwijs er al zo lang is, maar er nog altijd niet veel lijkt te veranderen. “Iedereen is er helemaal voor, ook in de Kamer. Maar als het op invoering aankomt, geven ze niet thuis. Mijn laatste zin bij het rondetafelgesprek was dan ook: ‘willen is kunnen’. Als je iets wil, kan het. Het moet.”